Maaibeleid gras

In Westland hebben we veel openbaar groen. De gemeente gebruikt dit openbare groen steeds vaker om de biodiversiteit, klimaatadaptatie en wateropvang te verbeteren. Daarom beheren we gras steeds meer op een ecologische manier.

Dit betekent dat we op sommige plekken het gras minder vaak maaien om verschillende bloemen en kruiden de kans te geven te groeien. Ook strooien we soms een kruidenrijk bloemmengsel over het gras om de biodiversiteit te vergroten. Waar mogelijk laten we het kort gras doorgroeien tot het langer gras.

Een deel van het openbare groen bestaat uit twee soorten gras, namelijk ‘gazongras’ en ‘ruw gras’.

Dit gras ziet u vooral in parken, speelplekken, woonwijken, hondenlosloopgebieden, evenemententerreinen en op plekken waar goed zicht nodig is voor verkeer, zoals kruispunten. Gazongras is goed voor de opvang van water, maar heeft weinig ecologische waarde in vergelijking met het natuurvriendelijke ruwe gras. In gazongras leven weinig soorten dieren of insecten. Vooral vogels vinden hier hun voedsel.

Gazongras wordt 16 tot 25 keer per jaar gemaaid en alleen tijdens het groeiseizoen (maart - november). Het aantal keren maaien kan elk jaar verschillen omdat de groei van gras afhangt van de temperatuur, de hoeveelheid neerslag, hoeveel voedingsstoffen er in de bodem zitten en de grondsoort.

Dit gras ziet u vooral langs wegen en oevers en in de buitengebieden. Vaak groeien er in dit gras ook diverse kruiden en bloemen. Ruw gras is dus gevarieerder dan gazongras, zorgt voor een gevarieerde goede biodiversiteit en vormt een goed leefgebied voor veel soorten planten en dieren. Het trekt allerlei insecten, vogels, kleine zoogdieren en bodemleven aan. In de winter biedt dit gras een goede schuilplek voor deze dieren.

Ruw gras wordt meestal één tot twee keer per jaar gemaaid. Op plekken waar het hoge gras het zicht voor weggebruikers blokkeert, maaien we vaker. Denk bijvoorbeeld aan kruispunten, rotondes en bij zebrapaden.

Als we ruw gras niet meer maaien, dan ontstaat er vanzelf een bos en verliezen we de bloeiende en kruidachtige planten. Daarom maaien we ruw gras steeds vaker in fases. Dit betekent dat we een deel van het gras niet maaien, zodat er voldoende bloemen en kruiden kunnen blijven groeien. Dit is goed voor de zaadvorming, biodiversiteit en is bovendien de meest insectvriendelijke manier van grasbeheer.

Dit doen we om de groei van grasaren te stoppen, omdat ze problemen veroorzaken voor honden. Meer informatie over hondenlosloopgebieden kunt u via deze link vinden.

Voor zowel gazongras als ruw gras bepalen we hoe en wanneer we het gras maaien. Belangrijke uitgangspunten hiervoor zijn:

  • het gras moet een fijne leefplek zijn voor insecten, vogels en zoogdieren.
  • bloemen en kruiden moeten ruimte krijgen om te kunnen groeien.
  • grassen mogen het zicht voor weggebruikers (ook wel zichthoeken) niet belemmeren.